Canine Herpes Virus (CHV-1)
De onzichtbare vijand van iedere fokker.
Tekst: Ruut Tilstra
Wat is Herpes:
Help, mijn hond heeft Herpes! Nee, deze openingsregel is niet van toepassing. Hoewel 40% van de onderzochte honden in Nederland positief blijkt te zijn bevonden op het Herpesvirus, is het geen virus waar de normale hondeneigenaar van wakker hoeft te liggen. De symptomen zijn nauwelijks waarneembaar en variëren van een lichte vorm van kennelhoest tot een wat waterige uitvloeiing van de ogen. Vaak kunnen we kleine blaasjes of zweertjes zien op de slijmvliezen van keel, neus of geslachtsorganen, maar deze verdwijnen weer zeer snel. Wat wel vervelend is dat het Herpesvirus na een infectie niet verdwijnt, maar zich terugtrekt in de zenuwknopen – vaak langs het ruggenmerg – en blijven de meeste honden drager, echter zonder ziek te worden. Deze honden noemen we “symptoomloze dragers”. Voor de gewone huishond is hiermee de kous af.
We zouden deze symptomen kunnen vergelijken met Herpes bij de mens, denk aan de welbekende koortslip en/of gordelroos. Ook bij de mens ligt het virus opgeslagen in de zenuwknopen, om tot uiting te komen bij een verminderde weerstand of stressvolle situaties. Let wel, het Herpesvirus is NIET overdraagbaar van de hond op de mens en andersom!
Het Herpesvirus in de fokkerij:
Voor de fokker begint hier echter het probleem; want hoewel CHV-I vrijwel onschadelijk is voor de gezonde volwassen hond kan dit virus een enorme schade toebrengen aan de zwangere teef en foetus of bij de pasgeboren pups, waarbij de sterfte van de pups jonger dan 3 weken kan oplopen tot vrijwel 100%. Maar dan ook nog, hoe weten we nu of de hond die we gebruiken in de fokkerij – reu of teef – besmet is, of drager is van het Herpesvirus onzichtbaar opgeslagen in het lichaam van deze uiterlijk gezonde hond? Een ware nachtmerrie dus. CHV-I wordt gemakkelijk overgedragen van de besmette reu op teef of andersom. Dit gebeurt door snuffelen, likken en tijdens de dekking. Bij stressvolle situaties zoals loopsheid, dekking en geboorte kan het virus weer actief worden en de gevolgen daarvan desastreus. Zijn rol in het veroorzaken van abortus en neonatale sterfte is bekend, maar zijn impact op het ondermijnen van de vruchtbaarheid, de fecundatie en resorptie blijft onderschat en ook nog steeds enigszins omstreden. Het CHV-I kan in belangrijke mate de vruchtbaarheid en fecundatie van de aangetaste dieren beïnvloeden, denk aan het leeg blijven van de teef en onvruchtbaarheid. Het virus kan abortus, vroeggeboorte en neonatale sterfte bij pups veroorzaken en tot een leeftijd van 3 weken dodelijk zijn voor de pups.
Symptomen:
De besmetting van de pasgeboren pups vindt meestal plaats tijdens de geboorte, wanneer de pups langs de slijmvliezen van het geboortekanaal gaan. Pups die via de keizersnee worden geboren raken niet besmet, maar kunnen na de geboorte alsnog besmet worden door het likken van de teef en het zogen. Zoals gezegd bestaat over de symptomen resorptie, mummificatie, abortus en vroeggeboorte nog steeds onenigheid. Toch wil ik ze hier wel vernoemen:
- – Resorptie van de vruchten
- – Mummificatie van de foetus
- – Abortus
- – Vroeggeboorte
- – Dood geboren pups
- – Levend geboren maar zeer zwakke pups
- – Besmetting na de geboorte van ogenschijnlijk gezonde en sterke pups
In het allereerste beginstadium is er weinig te merken aan de besmette pups, ze kunnen wat sloom zijn en slecht willen drinken, meer niet. Daarna krijgen ze een gespannen buikje en kunnen al heel snel doodziek worden. De ademhaling gaat sneller, ze kunnen gaan gillen en krijsen en bloedingen krijgen op de slijmvliezen. Omdat het virus zich zeer snel verspreid en alle organen aantast zal de pup vrij snel sterven. Bij sectie op een gestorven pup kunnen we ernstige puntbloedingen zien op de nieren en lever.
De reden dat de pups tot 3 weken leeftijd zo gevoelig zijn voor het virus komt doordat het virus het beste floreert bij een temperatuur van ongeveer 36 graden Celsius. De hele jonge pups lukt het nog niet om de lichaamstemperatuur stabiel te houden tussen de 38 en 39 graden Celsius. Daarnaast is het afweersysteem nog onvoldoende ontwikkeld om adequaat op een infectie te reageren. Door de omgevingstemperatuur te verhogen naar minimaal 30 graden Celsius en te zorgen voor een optimale hygiëne kan men proberen de pups in leven te houden gezien het virus deze hoge temperaturen niet verdraagt, maar de overlevingskansen zijn bijzonder klein. Pups die het virus overleven kunnen op latere leeftijd problemen krijgen met longen, nieren, ogen en hersenen.
Pups ouder dan 3 weken hebben meer overlevingskansen, gezien ze dan al in staat zijn zelf hun eigen lichaamstemperatuur te handhaven. Vaak zien we bij deze pups dat ze gaan niezen en een geringe neusuitvloeiing kunnen krijgen, bij teefjes kan een lichte vaginitis waargenomen worden.
Preventie en vaccinatie:
De allereerste en eenvoudige preventiemaatregelen die iedere fokker behoort te handhaven ter voorkoming van welke infectie dan ook, maar zeker ook van CHV-I is strikte hygiëne vóór de geboorte en na de geboorte in de kraamkamer. CHV-I is zeer gevoelig voor de meeste desinfecterende middelen en krijgt zo minder kans zich te ontwikkelen. Problemen met het Herpesvirus komen vooral voor bij honden die in groepen verblijven, dus bij fokkers die meerdere honden hebben die in roedelverband leven. Houd daarom de zwangere teef gescheiden in de laatste 3 weken van de zwangerschap en de eerste 3 weken na de geboorte niet alleen van vreemde honden, maar ook zeker van eigen honden die veelvuldig in aanraking komen met vreemde honden (denk aan show, training en wedstrijden!).
Tegenwoordig bestaat de mogelijkheid om de te dekken c.q. gedekte en zwangere teef preventief te enten. In 1971 werd in Nederland het virus voor het eerst geïsoleerd, maar pas enkele jaren geleden kwam er een vaccin op de markt voor preventieve bestrijding van het virus, het vaccin van Merial, Eurican Herpes 205. De beste bescherming tegen de acute vorm van CHV-I bij pasgeboren pups is vaccinatie van de teef waarbij 2 vaccinaties noodzakelijk zijn. De eerste enting wordt gegeven aan het begin van de loopsheid of 7 tot 10 dagen na de dekking (of kunstmatige inseminatie) en de tweede vaccinatie 7 tot 14 dagen voor de verwachte werpdatum.
Moeten nu alle te dekken teven preventief geënt worden?
Nee, misschien niet, maar bij fokkers waar meerdere honden in roedel verband leven en bij fokkers die eerder te maken hebben gehad met vroeggeboorte, resorptie, puppysterfte en/of voortdurend zeer kleine nesten zonder duidelijke reden is vaccinatie zeker aan te raden.